Your web browser is out of date. Update your browser for more security, speed and the best experience on this site.
Geuronderzoek bij vleeskippenbedrijven
Theorie getoetst aan de praktijk
Probleemstelling
In de Vlaamse wetgeving is geen wettelijk toetsingskader rond geur opgenomen. Toch is het noodzakelijk om in vrijwel elke omgevingsvergunningsaanvraag, waarin geur een belangrijk aspect vormt, een geurimpactstudie uit te voeren. Een probleem hierbij is ook de gehanteerde methode om de geur te kwantificeren.
Bij veehouderijdossiers wordt hierbij veelal gebruik gemaakt van theoretische geuremissiefactoren, afgeleid van olfactometrische (labo)metingen (ouE). De beschikbare beoordelingsinstrumenten, gebaseerd op eerder geurimpactonderzoek, maken daarentegen gebruik van snuffelploegmetingen (se).
Om vergelijking tussen de twee geureenheden mogelijk te maken, wordt aangenomen dat 1 ouE gelijk is aan 1 se. Voor de meeste groepen dieren met een vrij constante groeicyclus (bijv. varkens) wordt deze benadering min of meer als aanvaardbaar en realistisch beschouwd. De theoretische benadering kan in dergelijke gevallen dan ook als een goede maat gehanteerd worden om de geurimpact te evalueren.
Probleem vleeskuikens
De theoretische beoordeling van de uitstoot van vleeskuikens kan echter sterk in twijfel worden getrokken. Met behulp van de olfactometrische emissiefactor (voorheen 0,33 ouE/s.dier, recentelijk bijgestuurd naar 0,59 ouE/s.dier) wordt, na modelberekeningen , bijna geen geurimpact vastgesteld. Toch worden er bij meerdere aanvragen met betrekking tot dit soort stallen vaak actiegroepen opgericht en zijn de geurklachten talrijk. Het grootste probleem bij vleeskuikens is de korte groeicyclus (ca. 6 weken), wat resulteert in een zeer variërende emissie en debiet. Aan het begin van een cyclus is de geuruitstoot zeer beperkt. Aan het einde is de uitstoot aanzienlijk toegenomen. Vanwege de methodologie die in de theoretische geurstudies wordt gebruikt (op basis van gemiddelde emissiefactoren), komt dit effect onvoldoende aan bod. |
Uitgevoerd onderzoek
In opdracht van de Provincie West-Vlaanderen werd daarom door OLFASCAN een studie uitgevoerd om deze theoretische benadering te vergelijken met de praktijk (op basis van snuffelmetingen). Om het effect van de periodieke emissies zo goed mogelijk in kaart te brengen werden 14 snuffelmetingen uitgevoerd in de buurt van 8 vleeskuikenbedrijven. Deze metingen werden gelijk verdeeld over zes weken van de kweekronde.
Op heden dienen stallen ammoniakemissiearm uitgevoerd te worden. Eén van de meest gebruikte technieken betreft het gebruik van een warmtewisselaar (type P-6.4.). Om het effect van deze techniek mee te beoordelen werd daarom besloten om 4 bedrijven te selecteren die uitgerust zijn met een traditioneel stalsysteem en 4 bedrijven die beschikken over het staltype P-6.4.
De resultaten van de individuele bedrijven worden weergegeven in Tabel 1. Uit deze resultaten blijkt duidelijk dat er grote verschillen optreden tussen de individuele bedrijven.
Bepaling geuremissiecijfer
Op basis van de bekomen resultaten van de sensorische omgevingsonderzoeken werden verschillende mogelijke scenario’s uitgewerkt (o.a. verschil traditioneel – P-6.4, variatie emissies volgens weekleeftijd, …). Eén van de scenario’s was om het gemiddelde van alle snuffelmetingen te gebruiken, ongeacht het stalsysteem en de weekleeftijd. Dit benadert het meest de huidige methodiek, waar ook één emissiecijfer gehanteerd wordt.
Deze uitmiddeling resulteerde in een gemiddelde emissiefactor van 1,22 se/s.dier, wat heel wat hoger is dan het theoretische emissiecijfer (die op het moment van de studie op 0,33 ouE/s.dier vastgelegd was).
Vergelijking praktijk en theorie
In de figuren wordt de vergelijking gemaakt van de geurimpact van bedrijf 4 tussen de emissiefactor uit de studie en de (toenmalige) emissiefactor. Ter illustratie worden ook de vastgelegde geurpluimen, bepaald tijdens het sensorisch onderzoek, weergegeven.
Hieruit blijkt duidelijk dat de theoretische benadering een heel grote onderschatting van de reële geurimpact van vleeskuikenbedrijven weergeeft (bijna factor 4). Om een meer realistisch beeld te verkrijgen zal het dan ook noodzakelijk zijn om de emissiefactor te verhogen.
Gevolg
Op basis van de conclusie uit deze studie, gecombineerd met analyses en overwegingen die werden gemaakt, is de emissiefactor ondertussen al aangepast naar 0,59 ouE/s.dier.
Hoe kunnen wij helpen?
Wenst u bijkomende informatie? Of hebt u een specifieke vraag voor één van onze medewerkers? Neem dan zeker contact op via onze contactpagina.